De geschiedenis van Estel wordt ook wel beschreven als een verstandshuwelijk. Ondanks cultuurverschillen konden ze wel samenwerken zolang ze elkaar aanvulden, maar toen het er op aankwam om elkaar te ondersteunen was het over.
In 1966 nam de Hoesch Group het staalbedrijf Dortmund-Hörder Hüttenunion over. In deze laatste had het Nederlandse staalbedrijf Koninklijke Hoogovens een fors minderheidsbelang en dit belang werd omgezet in een aandelenbelang van zo’n 15% in Hoesch AG.
De raden van bestuur van Hoogovens en Hoesch wilden intensiever samenwerken. Hoogovens produceerde meer staal dan het kon verwerken en bij Hoesch lag dit andersom. In april 1966 tekenden de twee een Rahmenvertrag. Ze besloten de investeringsplannen op elkaar af te stemmen. Hoogovens was namelijk sterk in de productie van ruwijzer en staal. En de verwerking hiervan tot halfproducten was juist de kracht van Hoesch. Die synergie én de noodzaak tot schaalvergroting leidden in 1972 tot een noviteit: de eerste fusie van staalbedrijven uit twee verschillende landen.
Eind jaren zestig praten de twee over een nieuwe te bouwen staalfabriek op de Maasvlakte in Rotterdam. De gemeenteraad stemde eind 1969 in met de plannen maar anderhalf jaar later trokken Hoesch en Hoogovens het voorstel in omdat de economische omstandigheden waren verslechterd. De loonkosten waren sterk gestegen, de inflatie was toegenomen en het milieu had aan belang gewonnen. In april 1971 trok ook de gemeente de toestemming in.
Op 7 juli 1972 fuseerden Hoesch en Hoogovens, op initiatief van bestuursvoorzitter Fritz Harders van Hoesch. De houdstermaatschappij Estel werd opgericht en beide bedrijven kregen elk 50% van de aandelen. De twee werkmaatschappijen bleven relatief onafhankelijk van elkaar opereren. Besloten werd de centrale bestuur maatschappij Estel nv te vestigen in Nijmegen, ongeveer halverwege de hoofdzetels van de beide ondernemingen in IJmuiden en Dordmund.
Estel had een gezamenlijke productiecapaciteit van 12,5 miljoen ton staal per jaar, en stond na British Steel en Thyssen op de derde plaats van Europese staalbedrijven. Het concern telde toen 75.000 werknemers. Het produceerde en verwerkte staal, maar was daarnaast ook werkzaam op een aantal verwante gebieden. Estel beschikte naast vestigingen in de Bondsrepubliek Duitsland en Nederland over dochterondernemingen in andere landen, en handelsondernemingen met vestigingen verspreid over de hele wereld.
De vele activiteiten van deze tienduizenden mensen werden gestuurd en gecoördineerd uit het nieuwe gebouw aan de Barbarossastraat in Nijmegen. Het Estelgebouw werd op 23 mei 1977 - vijf jaar na de fusie - officieel in gebruik genomen. Bij de status van het op twee na grootste staalconcern van Europa hoorde een hoofdkantoor met een chique uitstraling, een stalen geraamte en een imposante omvang. Tussen de vergaderzalen gaf een tolkenwand met voorzieningen voor simultaanvertalingen blijk van de internationale ambities en voortgaande Europese integratie.
​
De centrale leiding van Estel bestond uit evenveel Duitse als Nederlandse leden. Het hoofdkantoor kwam in Nijmegen, dicht bij de Nederlands - Duitse grens ongeveer halverwege de productiecentra in IJmuiden en Dortmund. De staf van Estel betrok eerst een tijdelijk gebouw van aluminium dat de toepasselijke naam Provisorium' kreeg. Dit honingraatvormige gebouw stond naast de bouwput van het nieuwe hoofdkantoor. Na de ingebruikname van de nieuwbouw werd het "Provisorium' afgevoerd, de plek ingericht als plantsoen en vrijgehouden voor een eventuele kantooruitbreiding in de toekomst. Het geloof in verdere groei was destijds nog onbegrensd.
Een jaar later brak de eerste oliecrisis uit en weer twee jaar later de staalcrisis. Door een forse uitbreiding van de productiecapaciteit in voorgaande jaren was er overcapaciteit ontstaan. Opeenvolgende crises leidden tot exploderende energieprijzen, wegkwijnende metaalfabrieken, nationalistische industrialisatiepolitiek en toenemende concurrentie uit landen buiten Europa. Het bi-nationale Estel kwam daardoor steeds meer in de problemen. De verliezen in IJmuiden en Dortmund liepen op, en daarmee ook de spanningen over de verdeling van de pijn en de te volgen koers. De diepgewortelde onderlinge cultuurverschillen dreef de Nederlandse en Duitse onderdelen van Estel uit elkaar.
Er volgde een Europees programma om capaciteit te sluiten en er kwamen forse subsidies die vooral de nationale industrie ten goede zouden komen. De subsidie in Duitsland mocht niet naar Hoogovens gaan, daarom viel de fusie uit elkaar. Na forse verliezen, vooral bij Hoesch, werd de samenwerking in 1982 beëindigd op initiatief van de toenmalige CEO van Hoesch Detlev Rohwedder. Deze was een ingrijpend herstructurerings- en moderniseringsprogramma gestart met de focus op hoogwaardige platte staalproducten, vooral voor de automobielindustrie, gecombineerd met een aanzienlijke vermindering van het aantal medewerkers en productiecapaciteit.
​De ontbinding van de fusie leidde in 1982 tot het vertrek van Estel uit Nijmegen. De korte fusie van Hoogovens en Hoesch raakte nadien in de vergetelheid. Wat bleef was een kolossale, tastbare herinnering: het markante Estel-gebouw.
​​
Bron: Estel. Biografie van een gebouw
​
Klik voor aanvullende informatie over de geschiedenis van het Estelconcern op onderstaande foto.
​
​
​
​
​
​